
Kwaliteitstapas in een modern jasje. Of een traditioneel Catalaans menuutje dat eigenlijk best een ster zou verdienen. In Barcelona hoef je voor haute cuisine niet diep in de buidel te tasten. Dus laat de reisgidsen voor wat ze zijn - toeristisch is niet per definitie ook lekker - en ga voor goed én goedkoop.
ADVERTENTIE
Restaurant Gresca is waarschijnlijk het beste voorbeeld om mee te beginnen. Lowcost blijkt vooral de decoratie: de onopvallende voorgevel loop je gemakkelijk voorbij en binnenin is de enige opsmuk is een sober schilderij met de naam Gresca, vast een geschenk ter ere van de opening. De wijnglazen op tafel geven eigenlijk nog de meeste sfeer. De ruimte is zo klein dat het lijkt alsof de échte eetzaal nog moet komen. Maar nee hoor, that's it. Je komt hier tenslotte om te eten.
Bistronomic wordt het in het Catalaans genoemd: bistronomisch dus. Een term die werd uitgevonden door culinair journalist Paul Arenós. Deze zag hoe de ene na de andere voortreffelijke chef een kleinschalig en betaalbaar restaurant in Barcelona opende. Bistronomia combineert de termen bistrot, waarmee Arenós verwijst naar een meer traditionele en dus laaggeprijsde keuken, en gastronomie, waarmee de journalist aangeeft dat bistronomische restaurants eigenlijk haute cuisine serveren. Overigens valt over de Catalaanse oorsprong van de term te twisten, want wat blijkt? In Parijs bedacht journalist Sebastián Demerold dezelfde term voor dezelfde trend.
Rafael Peña, Barcelonees in hart en nieren, opende enkele jaren geleden restaurant Gresca midden in het hippe hart van Barcelona´s modernistische woonwijk Eixample. Als topkok wist Peña, die van mening is dat je als klant in de meeste kwaliteitsrestaurants gewoon bestolen wordt, precies waar het aan ontbrak in de stad. 'Goed eten hoeft niet overdreven duur te zijn. Voor zijn middagmenu betaal je daarom nog geen twee tientjes. Het menu de degustación, speciaal voor fijnproevers, kost ongeveer 50 euro. Niet eens écht goedkoop, als je bedenkt dat je in Barcelona al voor tien euro je buik kunt rond eten. Maar voor dat geld krijg je wél negen gangen van een befaamde chef voorgezet.
Toegegeven, voor truffels, kaviaar of oesters hoef je bij Gresca niet aan te schuiven. 'Je moet ergens op besparen.' De ingrediënten zijn opvallend simpel en dikwijls afhankelijk van het seizoen. Het beste voorbeeld vindt Peña zijn eisoufflé. 'Wat kost nu helemaal een ei? Niets dus. Maar bij mij krijg je de lekkerste eisoufflé, die je ooit hebt geproefd.'
Gresca's formule werd een doorslaand succes en inmiddels zijn zo'n vijftien andere Catalaanse chefs Peña's voorbeeld gevolgd. Door toeristen zijn ze nog niet ontdekt, maar inwoners van de stad weten hun weg naar de veelgeprezen nieuwe eettenten wel te vinden. Ook Ápat, Catalaans voor 'eet', is inmiddels een klassieker. Restaurant Embat ontstond toen twee chefs bij het beroemde Barcelonese dessertrestaurant Espai Sucre de handen ineen sloegen. La Mifanera serveert contemporaine rijstgerechten, Hisop is ongetwijfeld de duurste, maar tegelijk de meeste stijlvolle variant en Catalina doet eerder retro aan. Kortom: keus genoeg.
Ferran Adrià zei ooit dat een fantastische sardine beter smaakt dan een matige reuzengarnaal en als lekker eten niet per definitie duur hoeft te zijn, waarom zou je dan net als alle andere toeristen voor een diepvriesmaaltijd op de Ramblas neerploffen? Laten we hopen dat andere steden het voorbeeld van Barcelona's budget bistrots snel zullen volgen.