
Ook al heeft de tand des tijds het gebouw flink gemarkeerd, het doet overrompeld nog steeds door de bouwstijl en de 240 meter lengte. Niets doet echter vermoeden dat dit station gedurende de Tweede Wereldoorlog het decor was voor het transport van door de nazi’s gestolen goud, internationale spionage en de vlucht van honderden joden.
Ambitieus project
Iedereen die het station voor het eerst nadert - dat kan nog twee keer per dag in een boemeltje van Renfe (de Spaanse Spoorwegmaatschappij) – dat Canfranc verbindt met Jaca en zo met Zaragoza, vraagt zich ongetwijfeld af waarom het buitenproportionele gebouw uitgerekend op deze verlaten locatie staat.
Aan het einde van de negentiende eeuw zagen de Spaanse en Franse regering Canfranc echter als belangrijke verbinding. Het kleine dorpje werd vanwege de ligging dichtbij de Franse grens gekozen als locatie voor internationaal transport van goederen en passagiers.
Via Canfranc werd Zaragoza in Spanje verbonden met Toulouse en Bordeaux in Frankrijk. Treinen zouden door de Somport tunnel de grens in de Pyreneeën oversteken. Het grensstation zou zowel door een Spaanse als een Franse douane gecontroleerd worden.
Goederen en passagiers dienden enkel te worden ‘overgeheveld’ van de Franse zijde via de douane naar de Spaanse zijde, of andersom. Omdat de Spaanse sporen nog niet aan de Europese afmetingen waren aangepast, werd op deze wijze ook dat probleem opgelost.
Bouw
De bouw van het station had vanwege de omvang heel wat voeten in de aarde. Vooral om al het materiaal op de relatief afgelegen plek in het hooggebergte te krijgen. In 1915 werd de eerste steen gelegd en tien jaar later - met enige vertraging, opgelopen door de Eerste Wereldoorlog - werd de bouw afgerond.
In juli 1928 werd het indrukwekkende station geopend door koning Alfonso XIII, Generaal Primo de Rivera en de Franse premier Paul Painlevé. In de jaren dertig gonsde station Canfranc van activiteit en internationale stromen van passagiers en goederen.
Aan de bloeiende commercie bij het kleine dorpje kwam echter een bruut einde toen de Spaanse Burgeroorlog uitbrak en het station voor enkele jaren werd gesloten om een invasie vanuit Frankrijk te voorkomen.
Modernistisch en industrieel
Het modernistische, smalle maar lange gebouw is over de lengte in drieën verdeeld. In het centrale deel bevonden zich de op enorme houten biechtstoelen lijkende loketten. In elke zaal werden grote glas-in-loodramen gecombineerd met klassieke pilaren en donker houtwerk.
Buiten het station stonden nog een luxehotel, een hospitaal, enkele douanekantoren, politiebureaus van beide nationaliteiten en een groot postkantoor.
Met in totaal driehonderd ramen en 156 deuren, een leistenen dak, muren van verzwaard beton, talloze zuilen en andere modernistische Spaanse en Franse elementen, voldeed het station zeker aan zijn doelstelling representatief te zijn voor de zojuist ingeluidde eeuw.
Het industriële karakter van het gebouw, verkregen door veelvuldig gebruik van glas, ijzer en beton, is kenmerkend voor de architectuur uit die tijd. Buiten het hoofdgebouw kende het station verschillende laad- en losplaatsen voor het overladen van goederen en opslag van machines.
Belangrijke vondst
Op een middag in oktober van het jaar 2000 vond de uit Spaanse ouders geboren Franse buschauffeur en gids, Jonathan Díaz, in een verlaten loods op het terrein van station Canfranc documenten.
Bij thuiskomst ontdekte hij papieren waarop melding werd gemaakt van ‘goudstaven’. Dit vond hij niet al te vreemd omdat hij hierover al vele malen had gehoord van zijn oudere dorpsgenoten.
Díaz keerde terug om de rest van de documenten te halen. Vanaf dat moment werden de papieren een obsessie voor hem en ontdekte hij over de goudtransporten van de Duitsers.
Na een uitgebreide studie reisde hij met zijn bijzondere bevindingen naar Zaragoza voor hulp en meer informatie, maar daar kreeg hij nul op het rekest.
Meteen nadat Díaz zijn vondst bekendmaakte, verzamelde Renfe in totaal nog 24 postzakken vol met documentatie uit de jaren dertig, veertig, vijftig en zestig.
Inmiddels doen juridische medewerkers van Renfe verwoede pogingen de beladen papieren van de Franse vinder terug te vorderen. Renfe zelf zegt dat de in beslaggenomen documenten nauwkeurig worden bestudeerd in samenwerking met de Spaanse douane, de rechtmatige eigenaar ervan.
Goudtransporten nazi’s
De door Díaz gevonden papieren gaven tot dan toe ‘vergeten’ informatie vrij over de handel en wandel van de nazi’s op Canfranc tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen het station onder toezicht stond van de Duitse SS en Gestapo.
De zogenaamde neutraliteit van Spanje tijdens de Tweede Wereldoorlog leverde voor de Duitsers een perfecte dekmantel op voor het transport van goud en andere door de Duitsers van joden gestolen goederen.
Uit de documenten blijkt dat het ging om 86,6 ton goud, 4 ton zilver, 10 ton horloges, 44 ton wapenmateriaal en 4 ton opium.
De gestolen goederen werden in Zwitserse treinen van Duitsland naar Spanje en Portugal getransporteerd. Delen van de tonnen aan edelmetaal werden vervolgens in Lissabon op schepen geladen om naar Zuid-Amerika te koersen.
Naast het gestolen goud passeerden tegen het einde van de oorlog ook op de vlucht geslagen Duitsers deze route naar verschillende landen op het Zuid-Amerikaanse continent.
Wolfraam
Spanje was dan niet in oorlog met het Derde Rijk, maar had wel wat schuld opgebouwd door tijdens de burgeroorlog hulp van Hitler aan te nemen. Deze schuld werd afbetaald met wolfraam, gewonnen in Galicische mijnen. Met dit mineraal pantserden de Duitsers hun tanks en kanonnen. De rest van het wolfraam werd door de Duitsers betaald met minstens 12 ton goud en 4 ton opium, zo blijkt uit de door Díaz gevonden gegevens.
Vlucht van joden
De internationale douane op Canfranc vormde voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog ook de poort naar de vrijheid voor joden die voor de Duitsers op de vlucht waren. Officiële gegevens tonen aan dat ongeveer dertigduizend joden de Spaanse grens overstaken via de drie grensovergangen die er destijds waren: Port Bou, Canfranc en Hendaya.
Uit de memoires van de inmiddels gestorven Antonio Galtier Rimbaud - officier bij de douane op Canfranc tussen 1935 en 1946 - blijkt dat duizenden joden via station Canfranc richting Noord-Afrika en Zuid-Amerika vluchtten of Spanje en Portugal als eindbestemming hadden.
Volgens Rimbaud was de relatie tussen de Duitsers en de Spanjaarden in Canfranc niet al te best, ondanks dat het Derde Rijk Spanje niet was binnengevallen. Hoewel Franco joden zijn grens liet passeren, hielden de Duitsers er regelmatig genoeg tegen.
Volgens Rimbaud waren de scènes die zich vervolgens op het station afspeelden hartverscheurend. Veel gezinnen die half Europa hadden doorkruist om hun levens te redden, werden - eindelijk in het ‘veilige’ Spanje aangekomen - door de Gestapo weer teruggestuurd. Enkelen werden gevangen genomen, anderen sloegen op de vlucht en degenen die het wél was gelukt om in de centrale hal terecht te komen, moesten nog een kaartje naar een veilige bestemming zien te bemachtigen. Wie dat niet lukte, werd uiteindelijk door de Duitsers ook weer teruggestuurd of erger.
Nieuw leven na het verval?
Na afloop van de Tweede Wereldoorlog werden de activiteiten pas in 1949 weer hervat. Ook al vonden er weer internationale transporten plaats via Canfranc, nooit kwam het internationale goederen- en personenvervoer meer op het niveau van de jaren dertig.
In januari 1970 stortte een trein van de Franse spoorbrug en sindsdien weigerde de Franse overheid de brug te restaureren, waarmee het laatste gedeelte van het traject naar Canfranc opgebroken bleef en Canfranc opeens een eindstation werd.
Herhaaldelijke en dringende verzoeken van de Spaanse overheid om de brug te restaureren leverden niets op. Door het geringe belang van het dorpje Canfranc zelf kwamen er al gauw nog maar twee treinen per dag en raakte het stationsgebouw in verval.
En ondanks dat het door de regering van Aragón tot historisch-artistiek monument werd verklaard, werd het chronisch door diezelfde autoriteiten genegeerd. Het gevolg hiervan, mede dankzij het strenge bergklimaat, laat zich raden: het gebouw van nog niet eens een eeuw oud is aan alle kanten ernstig beschadigd.
In 2005 ondertekende de Spaanse overheid een akkoord voor een omvangrijk project waarbij een luxe hotel en een groot winkelcentrum het oude stationsgebouw weer nieuw leven moesten inblazen. Door geldgebrek werd het project na verloop van tijd stilgelegd.
Eind maart 2012 werden nieuwe plannen voor het station en het omliggende terrein gepresenteerd. Ook burgers konden via een wedstrijd hieraan hun steentje bijdragen.
In december van dat jaar werd Canfranc voor een symbolisch bedrag van 3 ton door het Spaanse ministerie van Ontwikkeling verkocht aan de regionale regering van Aragón. Het laatste plan is om van het station weer een luxe-hotel te maken en middels een kabelbaan het terrein te verbinden met de skigebieden Astún, Candanchú en Formigal.
Zoals het er nu naar uitziet (begin 2013) zal men in de loop van 2013 starten met de bouwwerkzaamheden en wordt het reusachtige stationsgebouw weer in ere hersteld.
Zie de video op deze pagina voor de documentaire 'Canfranc Hoy' uitgezonden door de publieke omroep van Aragón voor meer interessante informatie.