
Duizend jaar geleden schitterde op deze plek, acht kilometer van Córdoba, de weelderige hoofdstad van het kalifaat van Al-Andalus, Medina Azahara of Madinat al-Zahra. Een groepje archeologen werkt gestaag aan het renoveren van delen van de sprookjesstad, waar ooit de kaliefen Abd al- Rahman III, Al-Hakam II en Al-Mansur hof hielden.
ADVERTENTIE
Al-Andalus
Córdoba vormde toen Medina Azahara werd gebouwd – vanaf 936 tot 947 - het centrum van de beschaafde wereld. Met vermoedelijk zo’n 450.000 inwoners was het de hoofdstad van islamitisch Spanje. Kunst, wetenschap, industrie en handel floreerden op niveaus die nergens anders ter wereld werden bereikt.
De toenmalige kalief, Abd al-Rahman III besloot buiten Córdoba te gaan wonen en koos voor deze locatie vanwege de gunstige ligging, zowel in strategisch als in klimatologisch opzicht. Bij het ontwerp van zijn paleisstad, met een oppervlakte van 112 hectaren, liet hij zich inspireren door de grote moskee van Damascus, op dit moment de oudste nog bestaande moskee ter wereld. In 947 verhuisde de kalief met zijn complete hofhouding van ruim 20.000 personen naar zijn nieuwe residentie, waar nog tientallen jaren aan doorgebouwd zou worden.
Na de dood van Abdal-Rahman erfde Al-Hakam II op 45-jarige leeftijd de titel van kalief. Hij legde de laatste, uiterst overdadige, hand aan de bouw en was hier zo druk mee dat hij amper tijd overhield om zijn kalifaat te besturen. Vijftien jaar na zijn aantreden stierf ook hij, om opgevolgd te worden door zijn elfjarige zoon Hisjam II. Omdat deze nog niet in staat was Al-Andalus te besturen, rook de op macht beluste eerste minister Ibn Abi Amir zijn kans. Hij had dankzij de veelal afwezige Al-HakamII al veel bestuurservaring, noemde zichzelf Al-Mansur (de overwinnaar) en wierp zich op als regent van de jonge kalief - en zette deze uiteindelijk gevangen in zijn eigen paleis.
Oogverblindende weelde
Buitenlandse ambassadeurs die op audiëntie kwamen bij Abd al-Rahman III in zijn beroemde salon, werden letterlijk verblind zodra ze de machtige kalief naderden. Slaven roerden met houten stokken door het kwikzilver waarmee de fontein in het midden van de ruimte was gevuld. Met het felle zonlicht dat naar binnen scheen, weerkaatsten de stralen uit de fontein tegen de goud- en zilverkleurige plafonds en in de ogen van de bezoekers. Zo was alles in de troonzaal bedoeld om te imponeren.
De hele stad Medina Azahara, zoals deze er in de korte tijd van haar bestaan uit moet hebben gezien, was een architectonisch hoogstandje. Alle luxe had vanzelfsprekend ook een prijs. De kalief spendeerde jaarlijks maar liefst eenderde van de rijksbegroting aan de bouw van zijn exuberante residentie. Dagelijks spanden duizenden arbeiders en slaven met honderden kamelen en muilezels zich in om de vele marmeren zuilen uit Afrika op hun plek te krijgen, de waterwerken en het rioolstelsel aan te leggen, de marmeren vijvers vorm te geven en de honderden fonteinen te voorzien van de prachtigste dierenbeelden.
Met 1200 broden per dag werden alle vissen in Medina Azahara gevoerd. De stad had ook een eigen dierentuin, gevuld met dieren uit Afrika. De feeërieke tuinen stonden symbool voor de tuinen uit de Koran. Tussen de paleizen waar de kalief woonde en de lager gelegen wijken voor het ‘gewone volk’ bevond zich de hoofdmoskee, die voor iedereen toegankelijk was, al had de kalief zijn eigen toegangsweg en gebedsruimte. Volgens overlevering was deze moskee van alle moskeeën uit die tijd het meest accuraat naar Mekka gericht.
De rondleiding
Van de bezoeker van Medina Azahara wordt veel fantasie gevergd. De uitleg die langs de route door de resten wordt gegeven is nogal summier. Onze gids Marcial vertelt dat alle delen hoger dan twee meter gedeeltelijk zijn gerenoveerd. De heropgebouwde stukken betreffen veelal de typische hoefijzerbogen waar rode en zandkleurige stenen elkaar afwisselen, steunend op roze, witte en grijze marmeren zuilen.
Sinds de eerste opgraving in 1910 werd slechts tien procent van de oorspronkelijke paleisstad blootgelegd. De rest ligt nog onder de in dit jaargetijde groene akkers begraven. Links van de ingang, de noordelijke stadspoort op het hoogste deel van het terrein, is een gedeelte van de Camino de los Nogales te zien. Het was ooit de snelste verbinding naar Córdoba, die daar uitkwam bij de Romeinse brug over de Guadalquivir.
Rechts van de poort liggen de wegens restauratie ontoegankelijke woonvertrekken van de kalief en links die van de ministers en andere hoogwaardigheidsbekleders. Op het tweede terras liggen de resten van regeringsgebouwen en de beroemde ontvangstzaal van de kalief. Hopen steen worden nu afgewisseld door eentonige tuinen die in niets meer lijken op hoe ze er volgens Marcial eens uitzagen. Alle paden in de tuinen om de waterbekkens heen liggen bezaaid met brokstukjes waarop de in Al-Andalus veelgebruikte plantendecoraties nog goed te zien zijn.
De stukken steen maakten onderdeel uit van reliëfpanelen waarmee de stad rijkelijk versierd was. In de loop der jaren zorgvuldig door archeologen gerangschikt, liggen ze nu als een grote puzzel op hun eindbestemming te wachten: de plek waar ze ooit hun bestaan begonnen. Via een indrukwekkend hoofdportaal, dat uit een zuilengang met veertien booggewelven bestaat, komen we uit op het Plaza de Armas (plein van de wapens). Bij deze ‘Gran Portíco’ ontving de kalief zijn troepen, sprak ze toe en werden indrukwekkende parades gehouden.
Het beste staaltje werk dat de archeologen in Medina Azahara tot nu toe afleverden, is de kunstig opnieuw opgebouwde troonzaal van Abd al-Rahman III. Dit is de enige plek waar nog iets van de vroegere luister te zien is. Het gebouw heeft een voorportaal gevolgd door een middels zuilen en booggewelven in drieën verdeelde ontvangstzaal. Enkele zuilen zijn oorspronkelijk, compleet met authentieke, rijkelijk bewerkte kapitelen en basissen. De zaal kijkt uit over de tuinen en het dal richting Córdoba.
Marcial wijst ons bij elke ruïne enthousiast de goed bewaard gebleven latrines aan. Het uiterst simpele, doch doeltreffende model dat door de Moren werd gebruikt om hun behoeften te doen, doet ons denken aan de gaten in de grond langs de snelwegen in Frankrijk. Onder de hele stad liep een buizenstelsel van lood en zilver, waarlangs gebruikt water werd afgevoerd en schoon water uit de bergen werd aangevoerd.
Vernieling en wederopbouw
Medina Azahara bruiste - alle fysieke en materiële investeringen ten spijt - amper tachtig jaar. Met het uitbreken van volksopstanden en een burgeroorlog sloeg het noodlot toe en kwam er in het jaar 1010 een abrupt einde aan de politieke stabiliteit van de islamitische provincie in middeleeuws Europa. Fundamentele Berbers zagen het luisterrijke vertoon van macht en werden woedend over zoveel buitensporige weelde. Ze vernielden de stad en vanaf dat moment fungeerde Medina Azahara nog slechts als stenenleverancier voor het nabijgelegen Córdoba. Ook de ingenieuze watervoorziening van de Moren werd vernietigd door de Berbers, zodat de vruchtbare omgeving nog sneller ten prooi viel aan verval.
Zilver en lood uit het buizenstelsel werden voor hergebruik omgesmolten. De christenen begonnen vanuit het noorden langzaam maar zeker terrein op de Moren terug te winnen en toen de Katholieke Koningen in 1236 Córdoba veroverden, gebruikten ook zij resten uit Medina Azahara. Alle kerken in de nabije omgeving die met stenen uit Medina Azahara gebouwd zijn, worden Fernandinos genoemd, naar de katholieke koning Fernando III, zo horen we Marcial vertellen.
Duizend lange jaren bleef de paleisstad onder de zoden liggen en raakte in vergetelheid, tot in 1911 de eerste opgravingen een feit waren. In de jaren zeventig werd het centrale deel van de stad, het ‘alcázar’ blootgelegd en werd begonnen met de restauratie van de salon van Abd al-Rahman III. In 1985 ging Medina Azahara over in handen van de Junta de Andalucía, waardoor er meer geld vrijkwam ter bescherming en wederopbouw van de resten van de Moorse stad.
In 2007 werd het oostelijke deel van de zuidmuur blootgelegd en in december 2008 stuitte men op resten van een moskee die in een buitenwijk van de stad lag. Een paar jaar geleden wijzigde men de koers van de restauratie. Waar in het begin zoveel mogelijk onderdelen werden nagemaakt, wordt nu alleen nog maar gerestaureerd: originele resten worden op hun oorspronkelijke plek bevestigd zodat ontbrekende delen duidelijk van de echte te onderscheiden zijn. In de salon van Abd al-Rahman ziet een stuk muur er zodoende uit als een onafgemaakte puzzel.
Marcial is enigszins cynisch als hij vertelt over de bemoeienis van de overheid. Er is een tekort aan personeel en ook wordt er te weinig aandacht besteed aan publiciteit. Qua cultuurhistorische waarde is Medina Azahara minstens zo belangrijk als de Mezquita in Córdoba en het Alhambra in Granada, terwijl veel mensen amper op de hoogte zijn van het bestaan van deze plek. Marcial hoort officieel bij het onderhoudspersoneel, maar geeft noodgedwongen ook rondleidingen.
Omdat er maar één bewaker is, mogen bezoekers bepaalde kleine ruimten niet betreden. Behalve gebrek aan financiële middelen en voortdurende erosie, worden niet opgegraven delen van Medina Azahara op dit moment ook bedreigd door illegale huizenbouw. In 2009 werd het interpretatiecentrum geopend dat sindsdien enkele belangrijke prijzen in de wacht sleepte, zoals de titel Museo Europeo del Año door het Europese Forum van Musea.