
Het eiland Cabrera behoort tot de Balearen en ligt ten zuiden van Mallorca in de Middellandse Zee. Het is het grootste eiland van de archipel Cabrera die uit 18 kleine eilandjes bestaat. Het eiland is slechts 18,36 vierkante kilometer groot en bij een heldere dag kun je de kustlijn van Mallorca zien.
ADVERTENTIE
Sinds 1991 is het een beschermd nationaal park waar veel prachtige vogels en andere diersoorten te vinden zijn. Het eiland, dat is omgeven door azuurblauwe wateren en schitterende wandelroutes, is een werkelijk paradijs op aarde.
Naast een kleine haven is er de vuurtoren van Punt n’Ensiola, een monument, en een voormalige 14e -eeuwse burcht die diende om het eiland tegen piraten te beschermen. Menigeen komt hier tot rust en het is een genot om op deze buitengewone vredige plek een paar dagen te mogen doorbrengen. Hoewel, in andere tijden was dit wel anders.
Slag bij Bailén
In juli 1808 vond in Spanje de Slag bij Bailén plaats, een veldslag tussen Spaanse opstandelingen en het Franse bezettingsleger. Deze slag was het eerste grote verlies van het leger van Napoleon. Aan Franse zijde werden 2.200 soldaten gedood, raakten 400 gewond en werden 17.635 soldaten gevangen genomen. Aan Spaanse zijde waren er 243 doden en 735 gewonden.
Officieren en hooggeplaatste soldaten werden naar Frankrijk overgebracht, waar ze slachtoffer werden van de woede van Napoleon, omdat hij de overgave van de militairen lafhartig vond. Een groep van 4.000 gevangenen werd overgebracht naar de Canarische Eilanden. Zonder het te weten, hadden deze gevangenen het meeste geluk. Uiteindelijk konden ze daar een nieuw leven opbouwen en integreerden ze met de rest van de bevolking. De overgrote meerderheid, ongeveer 9.000 man, werd uiteindelijk naar het eiland Cabrera overgebracht.
Gevangenschap
Op het hele eiland stonden haast geen gebouwen. Het eiland zelf was eigenlijk de gevangenis. Aanvankelijk stuurden de Spaanse autoriteiten om de vier dagen voedsel vanuit Mallorca, maar al snel werd duidelijk dat de olie, de weinige zakken bonen en de broodkruimels die aankwamen onvoldoende waren. Het eiland bezat te weinig flora en fauna om alle gevangenen van voedsel te voorzien. Binnen enkele maanden vielen al de eerste slachtoffers door de honger.
Lange tijd wisten de gevangenen niet wat ze met de lichamen van de overledenen moesten doen. De grond op het eiland was erg hard en daarom werd besloten om de lichamen te verbranden. Elke week werd een groot vuur van takken en droge bladeren gemaakt waarin de levenloze lichamen werden verbrand.
Discipline
De Fransen probeerden zich te organiseren en een zekere discipline te creëren om het voortbestaan te vergemakkelijken: ze richtten een raad op, kwamen tot een verdeling van de schaarse rantsoenen, richtten vissersploegen op, cultiveerden boomgaarden die onproductief bleken te zijn, gaven gerechtigheid aan voedseldieven en bouwden enkele precaire hutten. Dat leverde wat verbeteringen op, maar het leven in Cabrera bleef een hel. Overlevenden kregen al snel te maken met chaos, geweld, mislukte ontsnappingspogingen, zelfmoord en ziekte door de erbarmelijke leefomstandigheden.
Kannibalisme en coprofagie
Een gedeelte van de groep scheidde zich af van de meerderheid en leefde van kannibalisme en coprofagie, het eten van eigen uitwerpselen. De groep leefde in grotten en werden tártaros, Tartaren, genoemd.
Einde gevangenschap
In 1814 werd de vrede getekend en kwam er een einde aan de gevangenschap op Cabrera, dat later werd gezien als het eerste concentratiekamp in de geschiedenis. Tegenwoordig zijn er nog weinig overblijfselen te zien van de Fransen die op het eiland hebben gewoond. Na hun vertrek werden de tijdelijke onderkomens verbrand en vernietigd. Ter nagedachtenis aan hen die omkwamen in deze helse omstandigheden werd in 1847 in opdracht van de consul van Frankrijk op Cabrera een monument geplaatst vlakbij het etnografisch museum.