
Baaien liggen als een oase tegen een decor van droog, heuvelachtig vulkaanlandschap gevleid. Talrijke kastelen en wachttorens herinneren aan tijden waarin Romeinen en Moren hier de dienst uitmaakten. Nu lijken vissers en niet al te overmatig aanwezige toeristen het monopolie te hebben op dit indrukwekkende landschap. Slechts enkele piepkleine dorpjes, waaronder vooral vooral San José en Las Negras bieden relatief eenvoudige voorzieningen voor toeristen.
ADVERTENTIE
Droog
Cabo de Gata ligt in het droogste gebied van heel Spanje. Met een gemiddeldeneerslag van nog geen 200 millimeter per jaar is het niet zo gek dat in dit gebied de enige woestijn van Europa te vinden is. Er groeien nauwelijks bomen. Dit geeft de bergketen van de Sierra de Cabo de Gata een wat kale aanblik. De enige begroeiing hoger dan struikgewas en bloeiende vetplanten wordt gevormd door de agaven die in dit jaargetijde opvallende gele bloemen hebben.
Kaap
Om een indruk van de veelzijdigheid van dit natuurpark te krijgen, rijden wij vanuit Almeria naar de kaap van Cabo de Gata, waaraan het gebied zijn naam ontleent. Van daaruit noordwaarts via mooie stranden en interessante plaatsen naar het stadje Agua Amarga bij de noordelijke grens van het park. Tenslotte via een verlaten en prachtige weg door de Sierra de Alhamilla naar de woestijn van Tabernas.
Wachttorens
Voordat we het meest zuidoostelijke puntje van Spanje bereiken, komen we langs Retamar en Torre Garcia, de eerste van de vele in het park aanwezige wachttorens. De Moren bouwden de torens ter verdediging tegen piraten en andere ongewenste bezoekers. Op 21 december 1502 stond Andres de Jaén hier op wacht toen plotseling het beeld van de maagd van de zee voor hem verscheen. Deze gebeurtenis vormt de oorsprong van de legende ‘Virgen del Mar’. Zij is nog steeds de beschermheilige van Almeria.
Bezoekerscentrum
Een stukje verder liggen midden in het vlakke, duinachtige gebied de resten van een oude Romeinse pekelfabriek. Halverwege de doorgaande weg naar San Miguel de Cabo de Gata passeren we het bezoekerscentrum, Centro de Visitantes de las Amoladeras waar kaarten, gidsen, streekproducten en enkele souvenirs verkrijgbaar zijn. In het interpretatiecentrum leren we meer over de geologische achtergronden en de flora en fauna die zich in dit natuurgebied bevinden. Er zijn voldoende mogelijkheden om te overnachten in Cabo de Gata, variërend van appartementen, villa's, hostels, simpele hotelletjes, bed & breakfasts en wat luxere hotels.
San Miguel de Cabo de Gata
Op San Miguel de Cabo de Gata heeft de tijd geen vat gekregen. Enkele spierwitte huisjes liggen ongeorganiseerd aan Playa Cabo de Gata. Dit strand lijkt eindeloos en loop helemaal door tot de eerste bergen van de Sierra de Cabo de Gata. Er liggen meer vissersbootjes dan mensen op het strand, terwijl toch net de zomervakanties zijn begonnen en het zaterdagmiddag is. Vlak achter het strand beginnen de zoutmoerassen. Voor vogelliefhebbers is hier een observatiepunt gemaakt van waaruit rustig onder meer de flamingo’s, steltlopers, diverse wilde eendsoorten te bekijken zijn.
La Almadraba de Moteleva
Aan de andere kant van de zoutmoerassen ligt een ander gehucht, La Almadraba de Moteleva. Een eenzame, afgebladderde kerk met een hoge toren in dit verder lege landschap, domineert op een bizarre manier de hele omgeving. Playa de la Almadraba en Playa de la Fabriquilla zijn ook weer vergeven van de afgebladderde vissersbootjes en houten hutjes.
De stranden zijn door hun ligging achter de heuvels relatief goed beschermd tegen de hier vaak waaiende oostenwind. Aan de weg ligt restaurant El Parque dat uitpuilt van Spanjaarden. Een paella eten kan niet meer, die had gereserveerd moeten. Wij hebben mazzel en krijgen nog net een tafeltje voor twee. Ondanks de drukte is de bediening gemoedelijk en we genieten van een erg smakelijke en kraakverse tonijnfilet.
Cabo de Gata en Las Sirenas
We gaan door naar het meest zuidoostelijke puntje van Spanje, de Cabo de Gata. Vanaf de Middeleeuwen kwam de naam Cabo de Ágatas in zwang. Ágata betekent agaat, een gepolijste edelsteen gevormd door witachtig kwarts, die in de omgeving van de kaap werd gevonden. Het is dus niet de kaap van de kat, zoals wij en waarschijnlijk vele anderen met ons aanvankelijk dachten.
Op een zwartbruine rots staat de vuurtoren uit 1803. Naar alle kanten is het uitzicht vanaf de mirador Las Sirenas schitterend. Links steken de scherp scherp gekartelde rotsen van Arrecife de Las Sirenas (meerminnenrif) omhoog uit het blauwgroene water. Het rif dankt zijn naam aan de ooit hier levende en nu met uitsterven bedreigde monnikszeehond. Dit beest bracht ’s nachts geluiden voort, die de vissers in de omgeving deden denken aan zeemeerminnen.
Beneden ziet het heldere zeewater er zeer aanlokkelijk uit. Dat vinden blijkbaar ook de badgasten op Playa del Corralete. Het lichte zand contrasteert sterk met de steenrode tinten van de omliggende zandstenen rotsen. Vlakbij de vuurtoren liggen her en der verspreid enkele huizen, we benijden de bewoners van deze unieke plek. De eigenaar van het grote zeilschip dat in een lege zee eenzaam voor anker ligt, ver beneden in de diepte heeft het evenmin slecht getroffen.
El Dedo en Punta Negra
Via een doodlopende weg, rijden we door naar Punta Baja. Het landschap is erg leeg en dor. Door een grillige vulkanische speling van de natuur steekt hier een eenzaam fallussymbool uit het water. El Dedo (‘de vinger’) is de tactisch gekozen naam.
Beneden tussen de witte kalksteenachtige rotsen liggen op het kleine strandje – Cala Raja - een paar naakte zonaanbidders zich te laven aan de zonnestralen. De harde wind die vandaag aanvoelt als een föhn, zorgt voor decoratieve spierwitte schuimkoppen. We kunnen nog een klein stukje door rijden tot Punta Negra en de wachttoren Vela Blanca.
Een legende vertelt dat in deze buurt de Tesoro (schat) van Cabo de Gata ergens verborgen ligt in een grot. Ondanks vele zoekpogingen is die schat tot nu toe nooit gevonden. Veel van de ooit aanwezige wachttorens in het natuurpark zijn tijdens een krachtige aardbeving op oudejaarsdag 1658 (Terremoto de San Silvestre) vernietigd en nooit meer opgebouwd.
Verder naar het noorden komen we hier niet met de auto. Dat op veel plekken de wegen niet zijn doorgetrokken, vormt waarschijnlijk een van de oorzaken van de relatieve leegte van de meeste stranden hier. Het gebied biedt echter wel een groot aantal wandelpaden. Alle stranden en baaien langs de hele kust tot Carboneras zijn lopend te bereiken. Wij rijden terug langs de kaap en gaan dan door richting Los Escullos. San José dat ten zuiden van deze plaats ligt, bezoeken we later op de route.
El Pozo de los Frailes
In het Arabisch aandoende, in het binnenland gelegen, boerendorpje El Pozo de los Frailes ligt naast het toeristenbureau een gerestaureerde windmolen (noria). In het park zijn meer van dit soort molens te vinden. In de molens werd tarwe en gerst gemalen, de voornaamste ingrediënten van het dieet van de plaatselijke bevolking. Later werd deze landbouw vervangen door gewassen die minder water nodig hadden, zoals espartogras en agaven.
Buiten enkele huizen, appartementen die te huur zijn, een hotel en een restaurant is er niet veel. Los Escullos ligt weer aan de kust en wordt omringd door fossiele duinen die natuurlijke waterbrekers (escullos) vormen. Alweer een uniek landschap. De weinig overgebleven bewoners leven nu voornamelijk van het toerisme.
Op de heuvel naast het charmante dorpje zien we het kasteel van San Felipe. Rond 1800 werd vanuit hier de kust verdedigd. Playa del Arco en Cerros de los Frailes, het hoogstgelegen punt (493 meter) van Cabo de Gata, dragen hun eigen steentje bij aan de schoonheid hier. Vanaf Los Escullos naar het zuiden bijna tot aan San José zijn de daar liggende stranden of te voet of per jeep te bereiken omdat de weg volledig onverhard is.
La Isleta del Moro
Het volgende plaatsje, La Isleta del Moro, werd zowel door piraten als Moren gebruikt. Het is een vreemde nederzetting waar ieder huis per toeval op zijn plek gekomen lijkt te zijn. Alleen de hoofdstraat is geasfalteerd. Vanaf het uitkijkpunt gezien domineren twee enorme rotsformaties, waarvan de achterste een eilandje is, het zicht. Via een lange trap is het kleine strand te bereiken dat relatief vol is. In zee liggen veel vissersbootjes voor anker rond een soort grote visfuik. Het is hier echt goed toeven en de verleiding is groot om nog wat langer te blijven. Een idyllisch gelegen restaurant met een klein terras ligt praktisch in het water en verandert door het zachte namiddaglicht in een onwerkelijk mooi plekje .
Rodalquilar
Over de bergen ligt een wazige, diepgouden gloed, als we doorrijden richting Torre de los Lobos iets verderop. Deze toren is alleen wandelend te bereiken. Verder in de vallei van Rodalquilar lijkt Manuel de schaapsherder met zijn grote kudde, zo uit een ansichtkaart te zijn gestapt. Hij wekt de indruk zijn hele leven met zijn kudde ditzelfde stukje droge vallei te hebben afgegraasd, op zoek naar iets eetbaars voor zijn met tingelende bellen behangen dieren.
De vlakbij gelegen Torre de los Alumbres is nu deels een ruïne en diende ter verdediging van het dal van Rodalquilar. Het werd vaak aangevallen door Berbers en piraten die ook een graantje wilden meepikken van de hier aanwezige watervoorzieningen en mineralen. In de vallei steken de agaven eigenwijs boven alles uit.
Het strand van Rodalquilar, Playa del Playazo (playazo betekent enorm strand), doet zijn naam eer aan. Het behoort tot de mooiste stranden van het natuurreservaat vanwege de omvang, omgeving en de mooie vergezichten. Het is omringd door palmbomen en we wanen ons in een tropisch oord. Er zijn geen chirinquitos of andere voorzieningen. Via een rambla (droge rivierbedding) is het strand te bereiken.
Las Negras
Las Negras is een erg rustig dorpje waar oorspronkelijke bewoners en nieuwkomers gemoedelijk samenleven met de toeristen. Het ontleent zijn naam aan de zwarte berg links van het strand ‘El Cerro Negro’. Hier is voor het eerst wat nieuwbouw te vinden. Op een harmonieuze manier passen nieuwe huizen volledig tussen de oorspronkelijke bebouwing.
Het dorpje staat praktisch op het strand, dat ook hier vol met bootjes ligt. Beneden bij het water wanen we ons ergens in de Cariben. Uit een tropisch aandoend, houten barretje klinkt stemmige salsamuziek en de sfeer die hier hangt, nodigt uit om uren te blijven hangen. Het is al tegen half negen, maar overal luiden nog groepjes mensen met een flesje wijn de dag uit.
De stranden ten noorden van Las Negras tot aan Agua Amarga zijn enkel wandelend of per boot te bereiken. Met een beetje geluk brengt een visser de bezoeker die geen vijf kilometer wil lopen, voor een paar euro’s naar Cala de San Pedro. Een klein idyllisch strand met een kleine chirinquito en zelfs een camping die ‘Tao’ wordt genoemd. Groepjes hippies bevolken dit paradijselijke plekje, sommige zelfs maanden achtereen. Een zoetwaterbron maakt het zelfs mogelijk dat hier fruit groeit, behoorlijk uniek in deze omgeving.
Campohermoso
Vanuit Las Negras rijden we richting Campohermoso dat letterlijk ‘prachtig gebied’ betekent. Ergens is iets misgegaan want het is een erg desolaat stadje temidden in een zee van lelijke, met viezige lakens bedekte kassen. De sfeer is uiterst deprimerend.
We rijden snel door naar Agua Amarga. In het Arabisch betekent Agua Amarga waterpunt (Al-Hawan). Ondanks dat het hier vrij toeristisch is heeft het plaatsje nog wel de sfeer van een vissersdorp weten te behouden. Het strand is wat minder ongerept dan andere stranden die we zagen maar oogt prettig. Restaurant ‘Playa’ ligt op het strand en verzorgt paella en verse vis.
Links van het strand komen witte rotsen uit in zee en rechts domineert La Mesa de Roldán het uitzicht. Deze tafelberg van 222 meter hoog biedt plek aan een wachttoren, een vuurtoren en een mirador vanwaar een groot gebied goed is te overzien. Vanaf hier gezien, vormt het strand van Agua Amarga met tientallen parasollen aan het blauwe water een kleurrijk contrast met het bruin getinte landschap.
San José
San José ligt verder naar het Zuiden en is het meest toeristische plaatsje in het park. Accommodatie is hier op elk niveau te vinden, van chique tot goedkope hostels en er is ook een camping. Bij het strand en de jachthaven zijn visrestaurants en een paar pizzeria’s te vinden.
Ten zuiden van San José liggen Playa de los Genoveses en Playa del Mónsul. Laatstgenoemde is een van de populairste stranden in het park. Het is relatief groot met erg fijn zand en ondiep water en wordt geflankeerd door een klimduin en bijzondere rotsformaties van lavagesteente, zoals La Peineta in de vorm van een golf.
Indiana Jones and the last crusade
Dit strand vormde ooit de achtergrond voor een aantal filmproducties, waaronder fragmenten uit de film ‘Indiana Jones and the last crusade’. Playa de los Genoveses dankt zijn naam aan het feit dat er ooit 223 schepen uit Genua in Italië op verzoek van de toenmalige Paus en Alfonso VII de kust kwamen bevrijden van piraterij en op dit strand terecht kwamen.
Sierra de Alhamilla
Vanuit San José rijden we via Níjar de Sierra de Alhamilla in. Een slingerweg leidt de steeds droger uitziende bergen in. Het is hier uiterst verlaten en prachtig. We komen gedurende drie kwartier niemand tegen. Na elke bocht wacht een ander panorama. In het begin worden de uitzichten nog gedomineerd door de plastic zee die uit de vele kassen bestaat. We passeren de plaatsjes Lucainena en Trujillo. Vooral het tweede dorpje heeft een erg mooie ligging onder een paar indrukwekkende, roodbruine rotsen.
Mini-Hollywood
Inmiddels zijn we erg nieuwsgierig geworden naar de woestijn van Tabernas. Vanaf 1954 vormde deze het decor voor Spaans-Italiaanse filmproducties, waaronder de 'spaghettiwesterns' van Sergio Leone. Bij de ingang is het bezoekerscentrum waar alle benodigde informatie te verkrijgen is en gereserveerd kan worden voor tochten door de woestijn.
Diverse studio’s zijn te bezoeken per jeep, te paard of gewoon lopend. Mini-Hollywood heeft er zelfs een heel themapark omheen gebouwd, compleet met dierentuin. Wij gaan de woestijn in bij Ramblas de Tabernas, een enorme, droge rivierbedding die ons naar de oase uit de film ‘Lawrence of Arabia’ leidt.
We zijn nog geen honderd meter verder en bevinden ons in een andere wereld. Een groepje palmbomen staat erg decoratief voor een enorme rots die zo overgeplaatst lijkt te zijn uit de Grand Canyon. Enkel de cowboys en indianen ontbreken nog. Behalve een paar struiken en dorre bomen bestaan de bergen tot beneden aan toe volledig uit rots. Het erosieproces van miljoenen jaren heeft prachtige, enorm grote, geplooide vormen op het gesteente achtergelaten. Het is doodstil hier en de lucht trilt van de hitte. Het enige geritsel is afkomstig van een vluchtende hagedis.
Deze woestijn geeft een heel onwerkelijk, ‘alleen-op-de-wereld’ gevoel, terwijl de surrealistische omgeving tegelijkertijd op erg realistische manier confronteert met het overweldigende van waar de natuur toe in staat is.