
Vanaf Órgiva volgden we hoofdzakelijk de GR421. Het eerste deel van Lanjarón tot aan Capileira en Trevélez is vrij toeristisch. Verderop lijkt het alsof we de geschiedenis inrijden. Hier komen we met balen hooi bepakte muilezels tegen.
ADVERTENTIE
De dorpjes zijn verbazingwekkend uitgestorven. De buitenlanders, zelfs de Engelsen die we tegenkomen spreken allemaal verrassend goed Spaans en lijken helemaal op te gaan in het landelijke leven van de Alpujarreños.
Bij stabiel en droog weer is het mogelijk om met een gewone auto tot 2700 meter te rijden over een onverharde weg, die praktisch met elk dorpje langs de route is verbonden. Vooral vanwege het hoge perspectief schijnt dit een prachtige, alternatieve route te zijn.
Lanjarón ligt in een erg heuvelachtig gebied dat bezaaid is met de voor de streek zo typische terrassen. Lanjarón is beroemd om zijn mineraalwater en het kuuroord met geneeskrachtige baden. Op een typisch uit het landschap omhoog stekende rots liggen de resten van wat eens een Arabisch kasteel was.
Órgiva - ook wel de hoofdstad van de Alpujarras genoemd - trekt alternatievelingen uit de hele wereld aan en is een soort mekka voor hippies geworden. Ze geloven dat het dorpje op goede aardstralen is gebouwd. Er heerst inderdaad een opgewekte drukte de zonnige straten, waar we niet eens zo heel veel hippies zien. Wel hier en daar wat sieraden en andere prullariakraampjes.
Órgiva is beroemd om het vlakbij gelegen boeddhistische centrum O-Sel-Ling (plaats van helder licht). Het werd door de Dalai Lama geopend en heeft zelfs zijn mogelijke opvolger voortgebracht.
Het Spaanse jongetje O-Sel-Ling werd op vijfjarige leeftijd erkend als reïncarnatie van een Tibetaanse geestelijk leider en vervolgens naar India gebracht voor een speciale opvoeding in een lama klooster.
Onderweg naar Pampaneira zien we een grot die vroeger werd gebruikt door herders, tegenwoordig blijkbaar door jongeren met een romantische bui of zo nu en dan een zwerver.
Vanaf de ‘mirador’ aan de overkant kijken we neer op Órgiva in de diepte tegen een decor van de imposante bergen van de Sierra de Lújar.
Pampaneira is waarschijnlijk de meest toeristische plaats van de streek dankzij een toekenning van een aantal toeristische prijzen in het recente verleden.
Met een overvloed aan winkeltjes die uitpuilen van potten, schalen, kleden en ham en veel restaurantjes aan schattige, sfeervolle pleintjes, is het hier voor de dagtoerist goed toeven.
Iets hoger op dezelfde helling ligt Bubión wit te zijn temidden van vlammende herfsttinten, die ondanks dat het al december is de hele tocht blijven domineren.
Capileira - de poort van de Sierra Nevada genoemd - zagen we van beneden af al tegen de berg liggen. Hier is het rustiger ondanks dat het plaatsje een schoolvoorbeeld vormt van de typische Berberse architectuur in de Alpujarras.
Hier vandaan vertrekken de meeste routes richting de Mulhacén, de hoogste berg van het Spaanse vasteland. Ook loopt hier de 300 kilometer lange route rond de Sierra Nevada langs, de Sulayr-route. Deze vormt een onderdeel van de GR-240.
Wandelliefhebbers die hun schreden graag boven een hoogte van 2500 meter willen zetten, kunnen niet om het plaatselijke informatiecentrum heen.
Ook vertrekt vanuit Capileira de hoogstgelegen, begaanbare weg van Europa. Deze loopt onder de top van de Mulhacén langs naar de top van de Veleta.
Toen er teveel rommel werd achtergelaten en de Sierra Nevada tot Nationaal Park werd verklaard werd de weg afgesloten voor verkeer.
Nu wordt er door de echte fanatiekelingen met stevige beenspieren nog gefietst. Het etnologische museumpje geeft een interessant beeld van hoe de Alpujarreños in het gebied leefden door de eeuwen heen.
We volgen de weg richting Pitres. In een bocht steken twee zwartgekleurde rotsen bij de ‘Mirador de las Palomicas’ dramatisch uit boven de diepte van het dal waarin de rivier Trevélez en Poquiera samenkomen in de ‘Rio Guadalfea’, die zich vervolgens een weg kronkelt richting de Middellandse zee.
Achter vormen de voorgaande dorpjes nu nog slechts drie witte vlekjes op een rij tegen de imposante besneeuwde toppen van de Sierra Nevada.
Bronnen met ijzer
Net voorbij Pitres vinden we naast een charmant kerkje een van de vele bronnen (fuente agria) waar ijzerhoudend water door vier kranen uit de rotswand naar buiten stroomt.
Na de eerste prikkelende smaaksensatie is het niet eens zo heel erg vies. Het water stroomt via de waterval El Chorreón omlaag en komt uit in een sprookjesachtige, kleine kloof waar oranjebruin de dominante kleur is. Het ijzer geeft aan alles wat het water raakt een roesttint mee en de herfstbladeren leggen daar nog een schepje boven op. Adembenemend.
Zo is ook de trap naar boven, waar we bij het beklimmen ervan voor het eerst merken dat we ons ver boven zeeniveau bevinden.
Voorbij het dorpje Pórtugos zien we in de diepte op de rivieroever het gehucht Ferreirola liggen, waar ook weer een mineraalwaterbron te vinden is. Busquistar ligt in een bosrijke omgeving, maar voorbij dit plaatsje wordt het gebied weidser en de begroeiing minder.
Trevélez
We rijden door langs de linkerkant van het dal dat door de ‘Rio Trevélez’ wordt uitgesleten naar het hoogste dorpje van Europa. Trevélez ligt op 1476 meter en het schijnt zelfs dat het hoogste punt in Barrio Alto op 1600 meter ligt.
In de rivier zwemmen nog forellen en de ham van Trevélez is wereldberoemd. Alle hammen uit de omgeving worden naar Trevélez gebracht om hier in schemerige schuren te drogen in de droge, koele en gezonde berglucht.
Het is lunchtijd en wij lopen het eerste restaurantje binnen dat we zien. Het is er donker en ijskoud en een televisie spuwt schetterend de geluiden van een slechte b-film door de ruimte. Gelukkig is het zelfs in dit jaargetijde nog goed toeven op het zonneterras.
Plato alpujarreño
Wanneer we om de kaart vragen is de eigenaar al druk aan het kokkerellen. Zijn kokkin heeft haar enkel verstuikt, dus bereidt hij vandaag zelf twee ‘platos Alpujarreños’: twee gebakken eieren, twee varkenshaasjes, een plak ham, bloedworst en gefrituurde aardappeltjes. Vermoedelijk een erg degelijke, energierijke basis om het ‘dak van Spanje’ op te beklimmen.
Volgens Antonio leven de meeste mensen in Trevélez van hamdrogerijen of van het toerisme. Zelf bezit hij een aantal paarden waarmee hij met toeristen tochten door de bergen maakt. Het lager gelegen gedeelte van het dorp (barrio baja) puilt inderdaad uit van de hamwinkels en restaurants.
Rond Juvíles wordt het landschap beduidend woester en lijkt minder vruchtbaar doordat er weinig loofbomen groeien. Het uitzicht wordt hierdoor wel weidser.
In de buurt zijn de ruines van het fort van de Juvilez uit de dertiende eeuw te vinden. Dit was het eerste Moorse fort en in de Middeleeuwen ook het belangrijkste van de hele streek. Met acht uitkijktorens bood het vanuit zijn strategische ligging bescherming aan alle inwoners uit de omgeving.
De weg slingert langs het gehucht Alcútar prachtig verder naar Bérchules. In Bérchules zijn maar liefst vier fonteinen te vinden en buiten het plaatsje is ook weer een bron met ijzerhoudend water, mooi gelegen tussen kastanjebomen en te bereiken via een houten brug. Ook zijn hier, net als in diverse andere dorpen, nog enkele gemeenschappelijke wasplaatsen in gebruik.
Het dorp Mecina Bombarón wordt doorsneden door kleine ravijnen die de wijken van elkaar scheiden en ligt beschut tussen bergwanden bedekt met loofbomen. Voorbij het dorp staat een Arabische brug nog overeind over de rivier Mecina.
Gerald Brenan
In Yegen gaan we op zoek naar de sporen van de Engelse schrijver Gerald Brenan die zich hier in 1920 vestigde en diverse boeken schreef, waaronder het beroemde ‘South from Granada’, dat ook is verfilmd.
Kleine steile straatjes zijn erg pittoresk om doorheen te wandelen, maar problematisch als het regent. Een galante dorpsbewoner redde een dame, die met haar normale auto het dorp niet meer uit kwam en maar bleef slippen op het gladde wegdek.
Bij het huis waar Brenan ooit woonde herinnert alleen een plakkaat van de gemeente aan hem. Wanneer we bij een klein bakkertje een fles water willen kopen wordt er verbaasd gereageerd. ‘Uit alle fonteinen die het dorp rijk is stroomt heerlijk water en daarbij, wie drinkt er op dit uur van de dag als iedereen aan de wijn zit nog water?’ Het was vijf over elf ‘s ochtends.
Volgens een andere inwoner van het dorp was de publicatie van het boek 'South from Granada' van Brenan niet goed voor het dorp. Hij wekte hierin de indruk dat elke vrouw zich voor een paar eieren en een kip verkocht, terwijl dat natuurlijk niet waar was. Oké, op een enkele uitzondering daargelaten dan.
Positief effect van het boek is geweest dat het door de jaren heen behoorlijk wat nieuwsgierige toeristen naar het dorp heeft getrokken. Een aantal Engelsen is er, in navolging van Brenan dan ook permanent neergestreken.
Naar de andere kant van de sierra
Van de volgende vier dorpjes onderweg naar de bergpas Puerto de la Ragua zien we amper nog iets omdat het belachelijk hard is gaan regenen en we ook nog eens door de wolken rijden. We hopen er, hoger op de pas bovenuit te stijgen en om toch nog een indruk te kunnen krijgen van de omgeving.
De route schijnt een genot te zijn voor het oog. Goed is dat er aan het begin van de pas wordt gewaarschuwd voor een glad wegdek of sneeuw op de weg. Soms is de pas wegens zware sneeuwval helemaal afgesloten.
Op het hoogste punt ligt er zowaar sneeuw en is een recreatiezone. Hier kan cross country skiën worden beoefend, sleetje gereden en het restaurant, waarin we ons meteen in een skihut in Tirol wanen, biedt drank en spijzen. Een stukje verder liggen het dal van Gaudix en Granada er wel wolkeloos bij.