
Waar is dat de enorme hoeveelheid licht zelfs op een bewolkte dag de zonnebril tot een onmisbaar attribuut maakt. Ook waar is dat dit gedeelte van de Atlantische kust van Tarifa tot Cádiz erg geliefd is onder surfers. En niet voor niets. De eeuwig aanwezige wind is een zeer stabiele factor en heeft er voor gezorgd dat het toerisme in het zuidwesten van Andalusië nog in de kinderschoenen lijkt te staan.
ADVERTENTIE
Een af en toe verkoelend briesje is fijn, maar deze wind wappert onafgebroken rond je hoofd en zorgt voor pijnlijke peelings, zolang je je als zonaanbidder niet verschanst achter een stevig ingegraven parasol.
Velen zoeken hun heil elders, waardoor hier nog eindeloze, brede, verlaten en goudkleurige stranden met kleine, rommelige witte dorpjes met voornamelijk laagbouw en kristalhelder water op je liggen te wachten.
Tarifa
Met een indrukwekkend uitzicht op Afrika aan de linkerkant en heuvels bezaaid met windmolens op rechts dalen we af naar Tarifa, mekka voor windsurfers en meest zuidelijk gelegen puntje van Europa.
Tarifa is hét surfparadijs van Spanje, precies daar waar de Middellandse zee de Atlantische Oceaan elkaar raken. De oude kern van het stadje zelf is prachtig en doet erg Moors aan. De nauwe straatjes liggen binnen de vestingmuren van het in 960 gebouwde ‘Castillo de Guzmán el Bueno’. Laat je niet afschrikken door de foeilelijke buitenwijken, die eruit zien alsof ze binnen een dag zijn gebouwd door haastige projectontwikkelaars met euro-tekens in hun ogen.
Valdevaqueros
We volgen de N340 richting Cádiz. Kleurige zeilen van wind- en kitesurfers sieren het beroemde strand Valdevaqueros. Op deze uitgestrekte zandvlakte die ‘eindigt’ in een indrukwekkende duinpartij, ontmoeten surfers vanuit de hele wereld elkaar. De populariteit van dit gebied is ook af te lezen aan de vele hostels, campings en aan het type mensen dat de accommodaties bevolkt.
Punta Paloma
Iets voorbij Valdevaqueros slaan we linksaf naar Punta Paloma. Hier ligt midden in een militaire zone een parel van een strand verborgen. Eerst moeten we een identiteitskaart laten zien aan de op wacht staande militairen. Het strand van Punta Paloma is erg fraai en erg verlaten. Wie hier een dag wil doorbrengen moet zelf voor eten en drinken zorgen want er zijn hier geen strandtentjes. Nudisten zijn hier ook welkom. Voor wie wel wat dieper in de buidel wil tasten ligt hier chiringuito Los Mirlos, tot een paar jaar geleden een heuse tractatie, nu met betaald parkeren iets meer lijkend op een tourist trap. Met een ontzettend fraai uitzicht, dat dan weer wel.
De rotsen in zee, het geringe aantal zonaanbidders, de verborgen ligging waarvoor je zeker ruim tien minuten moet wandelen en het helder blauwe water met witte schuimkoppen maken het tot een paradijselijk privé-strand.
Playa Bolonia
Een stukje verder aan de N340 zien we de afslag naar playa Bolonia, onze persoonlijke favoriet. Hier vinden we een strand dat hoort bij het geïsoleerde vissersdorpje El Lentiscal. Het geheel ziet er ongeorganiseerd uit, over de meest onverharde straten wandelen kippen en kalkoenen, en op straathoeken wordt luidruchtig het weer van gisteren, vandaag en morgen besproken.
Naast het strand liggen de ruines van Baelo Claudia, een Romeinse nederzetting die zijn hoogtepunt beleefde tijdens keizer Claudius tussen 41 en 45 na Christus. Door een aardbeving in het begin van onze jaartelling werd het grotendeels verwoest en in de zesde eeuw definitief verlaten. De ruines zijn gratis te bezoeken op vertoon van een identiteitskaart. De toegangsboog, hoofdstraat, het forum, de tempel, het amfitheater en resten van de grote pekelbassins zijn nog te zien. Een bijzondere combinatie van zon, zee, strand en cultuur.
In tegenstelling tot in Punta Paloma zijn hier wel eenvoudige bars en restaurants op en bij het strand te vinden. Ook zijn er ligbedden te huur. Vooral op zondagen is het hier erg gezellig omdat het strand erg populair is onder Spaanse families.
Zahara de los Atunes
Voorbij de afslag naar Bolonia verandert het landschap van relatief kaal en heuvelachtig met windmolens, naar vriendelijk glooiende, goudkleurige akkers en hier en daar een veld met vroege zonnebloemen.
We slaan af naar Zahara de los Atunes en rijden eerst door het ook weer rommelige en landelijk gelegen El Armachal. Zoals overal langs deze kust bestaan de voornamelijk vrijstaande witte huizen uit slechts één verdieping en liggen verstopt achter de typische duinbegroeiing.
Zahara de los Atunes is een langgerekt dorpje met zo nu en dan een hijskraan als teken van vooruitgang. Dit plaatsje is de laatste jaren steeds populairder onder voornamelijk Spanjaarden in de zomer. Er zijn dan ook genoeg pensions, een aantal opmerkelijk chique hotels en strandvoorzieningen. Hier is tevens het restaurant te vinden waar je volgens de geruchten de beste verse tonijn van Spanje kunt eten. Wij hebben het niet geprobeerd maar vraag het de locals en zij wijzen je de weg.
Midden in het dorpje liggen de onterecht genegeerde ruines van Castillo de las Amadrabas, dat door de Hertogen van Medina Sidonia werd gebouwd in de vijftiende eeuw. Het diende ter bescherming tegen piraten en werd later gebruikt door de locale vissers als opslag voor hun materiaal om op tonijn te vissen.
Vanuit het dorp is het strand niet te zien. Aan de Noordkant ligt een nieuwe urbanisatie met vakantiehuizen die schril contrasteren met Zahara. Op het enorme strand liggen veel vissersbootjes.
Barbate
Via de kustweg rijden we richting Barbate, dat al van ver te zien is. Een opmerkelijke route doordat de onbebouwde velden met een dichte struikbegroeiing direct overgaan in de duinen en het strand. Het is verbazingwekkend dat zoiets nog bestaat in het populaire vakantieland dat Spanje is. Barbate ligt tussen de monding van de gelijknamige rivier, uitmondend in de ‘marismas’ en het Parque Natural de la Breña y Marismas de Barbate.
Het plaatsje is met zijn 23.000 inwoners wat groter dan de omliggende gehuchten en bestaat voornamelijk uit laagbouw. Door de indeling, die wat recht en saai is, lijkt het niet op andere dorpen in Andalusië. De bijnaam van Barbate is ‘Barbate de Franco’. De voormalige dictator kwam hier in 1936 vanuit Marokko aan land en spendeerde er veel zomers. De rivier doet desolaat aan met een oude binnenhaven en een aantal, in ver gevorderde staat van ontbinding verkerende scheepswrakken.
Lange tijd was Barbate een bloeiende vissersstad omdat het de belangrijkste haven voor aanvoer van tonijn was. De laatste jaren zit de economische groei weer wat in de lift, maar voornamelijk als gevolg van een bloeiende drugshandel. Volgens een schatting uit 1999 is eenderde van de bevolking hier (in)direct bij betrokken.
Niettemin is Barbate vooral om zijn stranden en aangrenzende marismas en het natuurgebied vol met pijnbomen die tot de steile kliffen groeien, een bezoek waard. De twee kilometer lange, nieuwe Paseo Marítimo loopt langs het populaire Playa del Carmen. Het zuidelijk gelegen Playa del Botero is kilometers lang en schijnt zelfs in het hoogseizoen verlaten te zijn omdat delen ervan grenzen aan een militaire zone.
Los Caños de Meca
Vanuit Barbate loopt een weg dwars door een groot pijnbomenbos naar Los Caños de Meca dat net als Barbate grenst aan het park De la Breña y Marismas del Barbate. Het op een rots boven het strand gelegen dorpje is uitgestorven. Waarschijnlijk doordat het niet aan een doorgaande route ligt.
Wel lijkt het vooral populair te zijn onder hippies, want de enige mensen die we hier zien dragen hun haar in dreadlocks of lang en ongekamd en zijn gehuld in veelkleurige vodden die in de verte nog op kleding lijken. Verroeste campers groeperen knus bij elkaar en zijn omringd door gaspitjes, scheve stoelen, loslopende groezelige hondjes en hun eigenaars. Hier en daar tokkelt iemand op een gitaar.
Aan het strand Playa de los Caños de Meca heerst een echt ‘backpackers’ sfeertje. In de rotsen bieden kleine grotten regelmatig onderdak aan de hippies die zonder camper in Caños belanden. Eenvoudige hotels, bars en restaurants bieden voldoende om een dag hier aan het strand comfortabel te maken.
Hotel Mar de Frente heeft een bijzonder mooie ligging. Ten noorden van het dorp ligt: ‘Playa de la Zahora’ dat zoals praktisch alle stranden aan de Atlantische kust uitblinkt in zijn brede maagdelijkheid.
Vanaf dit strand domineert de vuurtoren van Trafalgar vanaf een schiereilandje van duinen het zicht richting het Noorden. Een beroemde plek omdat voor de kust bijna tweehonderd jaar geleden de slag bij Trafalgar plaatsvond. De vuurtoren kijkt uit over de stranden die grenzen aan rotsen en kliffen.
Langs dit strand dat zich ononderbroken uitstrekt tot Conil de la Frontera zo’n tien kilometer verderop, ligt hier en daar een huis verscholen tussen de struiken in het duinlandschap. Een prachtige ongerept gebied om te wonen en ongelooflijk dat het nog niet is volgebouwd.
Vejer de la Frontera
Playa de Zahora hoort bij het gelijknamige dorpje dat door het geringe formaat amper dorp genoemd kan worden en loopt over in Playa de El Palmar. De bewonders van het tien kilometer landinwaarts gelegen prachtige dorp Vejer de la Frontera noemen dit strand ‘Vejer Costa’.
Voorbij het gehucht El Palmar komen we langs een toren El Torre Nueva. We zien langs de hele kust meer van dit soort torens die zijn gebouwd tussen de 17e en 19e eeuw. Ze dienden ter bescherming tegen piraten en bandieten.
Want, zo meldt weer een ander bord; ‘door de ligging vlakbij Afrika was het risico op een bezoek van dit soort types erg groot’. De torens communiceerden met elkaar door rooksignalen overdag en vuursignalen ’s nachts.
Conil de la Frontera
Het volgende stadje richting het noorden is Conil de la Frontera, een van de meest toeristische plaatsen langs de kust van Cádiz. De drie bij Conil horende stranden zijn Playa de los Bateles, Playa de la Fontanilla en Playa de la Fuente del Gallo. Conil is de laatste jaren getransformeerd van typische ‘pueblo blanco’ tot heuse badplaats. Nauwe straatjes, gezellige tapabarretjes worden afgewisseld door een aantal interessante monumenten.
De Torre de Guzman el Bueno staat op een schattig pleintje dicht bij de boulevard. Hier scharrelen opeens ook weer wat toeristen rond. Het iets hoger op de heuvel gelegen centrum is in het hoogseizoen erg druk en gezellig.
Op Playa de Fontanilla zijn een aantal strandbars te vinden en bij chirinquito El Huerto kunnen ook ligbedden gehuurd worden. Het visrestaurant La Fontanilla is erg populair in het weekend. Ondanks de status die Conil heeft als populair vakantieoord, verdwijnen de grote aantallen zomergasten in de grote leegte van de stranden.
Richting Cádiz
De weg tussen Conil via Cabo Roche, een hoog boven de zee uittorende rots, naar de urbanisatie El Roche, leidt door een voor deze streek typisch pijnbomenbos. Even verdwijnt de vlakte met overal aanwezige zee naar de achtergrond en horen we niets anders dan vogels verscholen tussen het groen.
Onderweg passeren we een nette urbanisatie met vakantievilla’s; Fuente de Gallo. Iets verderop ligt weer een nederzetting. Hier sieren diverse hijskranen de blauwe luchten. Er wordt flink gebouwd. Natuurlijk haalt het in verhouding bij lange na de bebouwingsdrukte aan de Costa del Sol niet, maar ondernemers lijken dit stukje lichtkust langzaamaan te ontdekken. Het strand is alweer erg mooi en doet zelfs een beetje Nederlands aan. Licht zand, recht en grenzend aan het duinlandschap. Alleen groeit hier geen helmgras, maar meer een soort heidestruiken.
Zittend op het topje van de duin in de avondzon die aan deze kant van Andalusië prachtig in zee kan zakken, zien we rechts het kleine eilandje ‘Sancti Petri’ liggen met hierop het Castillo de Sancti-Petri, waarvan de toren al in de zestiende eeuw werd gebouwd. Een drukker strand is Playa de la Barrosa dat ongeveer zeven kilometer lang is en zestig meter breed. Hier is het vaak druk wat wel betekent dat er veel voorzieningen zijn.
Van botenverhuur tot goede restaurants en een jachthaven. Hiervandaan kunnen we in de verte Cádiz al zien liggen. Maar deze stad verdient een eigen artikel.